Hervormde Gemeente Heerde - Bezinning

KOM EN VIER MEE

‘Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan.’ (Lucas 15: 28b)

Uit onderzoek van het CBS blijkt dat steeds minder Nederlanders lid zijn van een religieuze organisatie. De kerk wordt ook gerekend onder die religieuze organisaties. Onder degene die nog wel lid zijn van de kerk, neemt de kerkgang af. Op mijn rondgang door de gemeente hoor ik verschillende geluiden waarom men niet meer in de kerk komt. De slop is er in geraakt en nu is de drempel zo hoog; de liederen zijn niet goed; de dominee preekt te lang; de organist speelt te langzaam of te snel. Of: ‘Mij niet gezien, dacht u dat ik in de kerk ging zitten met die man of die vrouw. Ik probeer zo goed mogelijk te leven. Natuurlijk, ik ben geen heilige, maar die man, die vrouw… . De dominee, de ouderling, de pastoraal werker, of wie dan ook, ze kunnen me nog meer, ik ga niet op hun uitnodiging in om de kerk te bezoeken.’ Misschien denkt u, die dit leest, ook wel zo. Maar wat de reden ook is, weet dat het niet de dominee, de ouderling, of ‘wie dan ook’ is die u uitnodigt. Het is God Zelf die dat doet.

Ik moet denken aan het verhaal van de ‘Verloren zoon’ en dan met name aan het vers dat boven deze meditatie staat: ‘Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan’, of zoals de Staten Vertaling zegt: ‘Zo ging dan zijn vader uit, en bad hem’. De vader bad de oudste zoon om naar binnen te komen, om te delen in de feestvreugde. De oudste zoon wilde niet deelnemen aan dat feest, hij was boos. Hij had daar ook redenen genoeg voor: Zijn jongere broer had zijn bezit er doorheen gejaagd, de naam van de familie te schande gemaakt en was met hangende pootjes teruggekomen. Moest er nu voor hem een feest gegeven worden met een overvloedige maaltijd? Nee, dan hij. Hij had altijd netjes geleefd. Er was niets op hem aan te merken. Nou ja, hij was natuurlijk geen heilige, maar toch, die broer van hem …

De Vader (met een hoofdletter) geeft feest. Iedere zondag weer mogen we feest vieren in de kerk. Hij komt naar u toe, dringt eropaan, bidt u om binnen te komen en te delen in Zijn vreugde. Het Griekse werkwoord dat hier wordt gebruikt betekent dat de vader bleef aandringen. Niet slechts eenmaal, telkens weer klinkt de roep om binnen te komen. Is die volhardende roep geen teken van zijn overstelpende liefde voor u? God wil u, jou en mij op zijn feest hebben. Wat de oudste zoon doet wordt niet verteld, dat is ook niet zo belangrijk voor ons op dit moment. Wat wel belangrijk is: wat doet u, wat doe jij met die uitnodiging?

G. Timmer